Groe­pen­kast Vision en zonne­pa­nelen: de beste match

Zonne­pa­nelen instal­leren: dat doe je zo

Energie besparen. Een lagere afre­ke­ning van het ener­gie­be­drijf. Er zijn veel redenen om te kiezen voor zonne­pa­nelen. Koop je een nieuw­bouw­huis dan moeten er sinds 1 januari 2021 zonne­pa­nelen op je dak liggen. De BENG eist name­lijk dat alle nieuw­bouw­huizen vanaf die datum ener­gie­neu­traal zijn. Lees hier waar je als installateur op moet letten bij het leggen van zonne­pa­nelen. 

hager kennisartikel Zonnepanelen

Zonne­pa­nelen: zo instal­leer je ze

Nieuw­bouw­wo­ningen moeten vanaf 1 januari 2021 ener­gie­neu­traal zijn van de over­heid. Zonne­pa­nelen helpen je om die energie te besparen en te voldoen aan de BENG-eisen die de over­heid heeft opge­steld. In dit tech­ni­sche artikel lees je hoe je zonne­pa­nelen plaatst en hoe je een omvormer instal­leert. 


Wanneer je zonne­pa­nelen gaat instal­leren, door­loop je de volgende stappen:

  • Onder­zoek (hellings­graad dak, oriëntatie, benut­baar opper­vlak, keuze panelen en contruc­tie­me­thode (opdak of indak), controle bestaande elektrische installatie)

  • Draag­struc­tuur en daarop de zonne­pa­nelen op het dak monteren

  • Omvormer plaatsen

  • Even­tueel aanpassen van de verdeel­in­rich­ting

  • Installatie beka­belen

  • Installatie keuren

 

Voor het aansluiten van een PV-installatie in bestaande woningen kan een subver­deler toege­past worden (ook wel PV-verdeler genoemd), waarop je door middel van een bestaande, niet afge­takte leiding een zonne-energie-installatie eenvoudig, snel en veilig kunt aansluiten. Het is niet nodig een nieuwe (meestal zicht­bare) leiding in huis aan te leggen. Mooier en kosten­be­spa­rend dus. 

 

In veel Neder­landse huis­hou­dens staat de wasma­chine op zolder, waar meestal ook de omvormer van de zonne­pa­nelen komt te hangen. Deze combi­natie maakt het mogelijk om zonder veel hak-, breek- of instal­la­tie­werk de omvormer via de PV-verdeler aan te sluiten op het elek­tri­ci­teitsnet. Het bespaart een extra leiding. De wand­con­tact­doos voor de wasma­chine vervalt, maar de wasma­chine kan weer aange­sloten worden op de PV-verdeler. Staat er ook nog een wasdroger? Deze kan ook veilig worden aange­sloten op de verdeler. Let wel op het gelijk­tijdig gebruik van beide appa­raten; de bevei­li­ging kan dan mogelijk afscha­kelen door het totale vermo­gens­ver­buik.




Monta­ge­me­thodes van PV-verdelers
en zonne­pa­nelen

Scenario 1: plaat­sing PV-verdelers op een bestaande (wasma­chine)groep
Dit is de meest eenvou­dige monta­ge­me­thode; snel, veilig en kosten­be­spa­rend. De PV-verdeler wordt aange­sloten op de bestaande wasma­chi­ne­groep. Voor­waarde is dat de bestaande groep wordt omge­bouwd tot distri­bu­tie­groep, waarbij de maxi­male bedrijfs­stroom van het PV-systeem de 16 A niet over­schrijdt. De groepen voor de wasma­chine en droger dienen voorzien te worden van 30 mA aard­lek­be­vei­li­ging en vervullen hiermee de beno­digde aanvul­lende bescher­ming. Of een aard­lek­be­vei­li­ging voor de PV-omvormer toege­past moet worden, is afhan­ke­lijk van een aantal factoren. Het is in het alge­meen aan te raden om een aard­lek­be­vei­li­ging van 30 mA toe te passen. Meer infor­matie hier­over vind je verderop. 

Scenario 2: nieuwe leiding naar groe­pen­kast
Indien de moge­lijk­heid bestaat om een nieuwe leiding naar de groe­pen­kast aan te leggen, kan de omvormer van de installatie direct hierop aange­sloten worden. Deze leiding mag geen aftak­kingen bevatten en moet op een juiste manier bevei­ligd zijn. Tevens moet de bedrijfs­stroom kleiner of gelijk zijn aan de aansluit­waarde van de (huidige) aansluiting. Ook hier geldt dat het aan te raden is om een aard­lek­be­vei­li­ging van 30 mA toe te passen. Lees verder voor meer infor­matie hier­over. 

Aard­lek­be­vei­li­ging
en PV-omvor­mers

Het is voor instal­la­teurs vaak ondui­de­lijk of het verplicht is om een aard­lek­be­vei­li­ging voor de PV-omvormer te instal­leren binnen de woningbouw. Het mag duide­lijk zijn dat het de voor­keur heeft om een aard­lek­scha­ke­laar van 30 mA toe te passen vanuit veilig­heids­over­we­gingen en instal­la­tie­gemak.

Aantonen dat je voldoet aan de gestelde voor­waarden kan een tijd­ro­vende klus zijn. Maar hoe zit het nu precies? Binnen de woningbouw dient men in de meeste gevallen aanvul­lende bescher­mings­maat­re­gelen toe te passen. Dit wordt meestal bereikt door het toepassen van 30 mA aard­lek­scha­ke­laars en/​​of aard­lek­au­to­maten. Bepa­ling 411.3.3 van de NEN1010 waar de aanvul­lende bescher­ming wordt vermeld, geeft enkele uitzon­de­rings­si­tu­a­ties aan. De installatie van een PV-omvormer in een woning kan onder één van deze uitzon­de­ringen geschaard worden. Hiermee moet alleen worden voldaan aan de zoge­noemde basis- en fout­be­scher­ming.


Basis­be­scher­ming wordt in de prak­tijk veelal bereikt door de toepas­sing van de normale instal­la­tie­me­thodes en materialen en dient als bescher­ming tegen directe aanra­king.

hager kennisartikel groepenkast installatie detail

Aanspreek­stroom

Een lastiger aspect is de eis op het gebied van fout­be­scher­ming waar we ons op concen­treren. In para­graaf 411.3.2.1 "auto­ma­ti­sche uitscha­ke­ling van de voeding bij het optreden van een fout” wordt aandacht besteed aan de maxi­male uitscha­kel­tijd waarbij een bevei­li­gings­toe­stel auto­ma­tisch moet onder­breken. Om dit te bepalen hebben we de  gege­vens nodig van de aanspreek­stroom van het bevei­li­gings­toe­stel, de totale circui­tim­pe­dantie en de nomi­nale span­ning van de installatie.


De aanspreek­stroom van het bevei­li­gings­toe­stel is afhan­ke­lijk van het type bevei­li­ging, instal­la­tie­au­to­maat, B-/​C-kara­rak­te­ris­tiek, smelt­vei­lig­heid, Gg/​gR en de nomi­nale waarde. De totale circui­tim­pe­dantie is afhan­ke­lijk van factoren als de versprei­dings­weer­stand en leiding-impe­dantie. De factoren zijn afhan­ke­lijk van het toege­paste stelsel. TT- en TN-stel­sels zijn de meest voor­ko­mende binnen de woningbouw. Het meten van de totale circui­tim­pe­dantie behoort ook gewoon tot de moge­lijk­heid, maar is achteraf en kan invloed hebben op de uitwer­king van de installatie.


In bepa­ling 411.4 en 411.5 wordt de formule Zs x Ia ≤ U0 weer­ge­geven om te contro­leren of de installatie aan de gestelde uitscha­kel­tijden voldoet:

Zs = impe­dantie van de stroom­keten (Ohm)

Ia = de stroom die het bevei­li­gings­toe­stel aanspreekt binnen de gestelde tijd (A)

U0 = nomi­nale span­ning  t.o.v. aarde (V)

Prak­ti­sche voor­beelden

We gaan uit van een TT-stelsel met een impe­dantie van 3,1 Ὼ (Zs) met een eind­groep bevei­ligd met een instal­la­tie­au­to­maat 16 A, B-karak­te­ris­tiek. Om er zeker van te zijn dat de instal­la­tie­au­to­maat binnen de gestelde tijd uitscha­kelt, dient de fout­stroom (Ia) mini­maal 5 x Inom (16 A) = 80 A te zijn. De uitkomst is als volgt:

De installatie voldoet hiermee niet aan de gestelde eisen “auto­ma­ti­sche uitscha­ke­ling van de voeding bij het optreden van een fout”. De uitkomst ligt name­lijk boven de nomi­nale span­ning t.o.v. aarde van 230 VAC. In deze situ­atie dient men een aard­lek­be­vei­li­ging toe te passen om aan de gestelde eisen te voldoen. Men dient nog steeds de totale weer­stand (Ra) zo laag mogelijk te houden en zeker niet de 166 Ὼ te over­schrijden.

Ter verdui­de­lij­king bena­deren we de situ­atie vanuit de maxi­maal haal­bare fout­stroom, zodat het duide­lijker wordt waarom de toepas­sing van een aard­lek­scha­ke­laar vereist is.
Ia= 230 V (U0) / 3,1 Ὼ (Zs) ≈ 74,2 A
In deze situ­atie is niet met 100% zeker­heid te stellen dat de instal­la­tie­au­to­maat uitscha­kelt binnen de vereiste tijd; dit is pas zeker bij een fout­stroom van 80 A of hoger (5 x 16 A Inom).


Als Zs perma­nent laag genoeg is, is de fout­be­scher­ming gewaar­borgd. Bij een TT-stelsel is dit in de prak­tijk moei­lijk reali­seer­baar en zal in de meeste gevallen een aard­lek­be­vei­li­ging toege­past moeten worden. In een TN-stelsel is deze moge­lijk­heid er wel, omdat er een PE(N)-leiding wordt aange­le­verd, waarmee de nood­za­ke­lijke lagere circui­tim­pe­dantie bereikt kan worden.


Toch kan het voor­komen dat – ondanks dat aan alle voor­waarden wordt voldaan toch een aard­lek­be­vei­li­ging verplicht is. De fabri­kant van de omvormer kan deze name­lijk eisen. De fabri­kant dient dit dan aan te geven inclu­sief de gewenste aanpreek­stroom en type aard­lek­be­vei­li­ging


Aard­lek­be­vei­li­ging
en uitzon­de­ringen

Als een aard­lek­be­vei­li­ging wordt toege­past, geeft para­graaf 712.530 van de NEN1010 eenvoudig antwoord. Alle PV-omvor­mers dienen door een aard­lek­be­vei­li­ging van het type B te zijn bevei­ligd. Waarbij drie uitzon­de­ringen worden benoemd:

  1. De omvormer beschikt intern over een trans­for­mator die het DC-circuit van het AC-circuit scheidt.
  2. Tussen de omvormer en de aansluiting op de verdeel­in­rich­ting is een schei­dingstrans­for­mator geplaatst.
  3. Volgens een verkla­ring van de fabri­kant van de omvormer is geen type B nodig.

In deel 712 van de NPR 5310-2017 is een 3-stap­pen­plan opge­nomen om te bepalen of een PV-installatie voorzien moet worden van een aard­lek­scha­ke­laar, van welk aanspreek­stroom deze dient te zijn en in welk bevei­li­gings­type (type A of B) deze uitge­voerd moet zijn.

 

Doe altijd goed onder­zoek
Voor instal­la­teurs is het zeer de moeite waard om goed onder­zoek te verrichten naar de toe te passen omvormer. De keuze hierin is zeer bepa­lend voor de verdere opbouw van de elektrische installatie en kan veel kosten besparen in de uitvoe­rings­wijze ervan.

hager HEB bundel

Vision en zonne­pa­nelen: de beste match

Onze Vision-groe­pen­kasten zijn geschikt voor de aansluiting van een PV-voeding. Of je een PV-verdeler nu wil plaatsen op een bestaande groep of een nieuwe leiding wil leggen naar de groe­pen­kast: het kan allebei. Lees hier­onder welke producten je hier­voor het beste kunt kiezen.

Plaat­sing op een bestaande wasma­chi­ne­groep

Voor bestaande woningen die uitge­breid worden met een PV-installatie tot 3 kW kan een subver­deler op de zolder geplaatst worden, de bestaande groep wordt dan omge­bouwd tot distri­bu­tie­groep. Afhan­ke­lijk van de installatie kan er gekozen worden uit 2 Vision PV-verdelers. Beide Vision-verdelers zijn voorzien van 2 contact­dozen voor aansluiting van een wasma­chine en droger. 

  • De VKG02PV-WW is voorzien van 2 aard­lek­au­to­maten voor de aard­lek­be­vei­li­ging van zowel de groepen als de PV-omvormer.
  • Als een aard­lek­be­vei­li­ging niet nood­za­ke­lijk is voor de PV-omvormer kan men kiezen voor de VKG11PV-WW. De PV-verdelers kunnen uitge­breid worden met kWh-meter uitbrei­dingsset VKS20SM om de opge­wekte energie te meten. 
hager kennisartikel groepenkast installatie

Nieuwe leiding naar de groe­pen­kast

Er zijn diverse voor­ge­as­sem­bleerde Vision-verdelers voor­be­reid op deze extra voeding. Een directe groep van 16 A, B-kar. is in vele voor­ge­de­fi­ni­eerde verdelers al aanwezig en kan uitge­breid worden met een kWh-meter om de terug­ge­le­verde energie te kunnen meten. De Vision-groe­pen­kasten VKG32E-GM en VKG33L-GM zijn reeds uitge­rust met een directe groep en daaraan gekop­peld een kWh-meter. 

hager kennisartikel groepenkasten

Bronnen en meer infor­matie

Dit artikel is geba­seerd op teksten uit de volgende bronnen:


Vragen over PV-verdelers?

Onze experts beant­woorden al je vragen hier­over graag